Berichten

De familie van de Ven zag de Engelse tanks aan komen rollen

“Het zijn Engelse tanks, want er staat een ster op”, gilde Adje van de Ven euforisch. Daarna zagen ook vader Toon, moeder Anna-Maria en tweelingzus Jeanne de tanks naderen. Ze kwamen uit het Zuiden en reden ongeveer ter hoogte van waar nu de terreinen van SSS zijn, maar waar toen open velden waren. Jeanne herinnert zich dit moment nog heel goed. “Het was tegen het middaguur”, weet ze nog.

De famile van de Ven nam geen enkel risico, want er zou wel eens gevochten en geschoten kunnen worden. Ze renden dus meteen naar de schuilkelder, die vader in de tuin had gegraven. Daarin bleven ze de hele middag met z’n elven; pa, ma en negen kinderen (na de oorlog zouden er nòg twee komen). Ze  woonden toen in een huis aan de Kreitenmolenstraat, ter hoogte van waar je nu de Groenvelde vindt.

Tegen de avond kwam een buurman de familie vertellen dat ze wel uit de schuilkelder konden komen. “De Engelsen zijn er”, zei hij “en ik heb al een sigaret van ze gehad”.

Jeanne (toen overigens als “Sjaan” aangesproken) vertelt ook dat er bij hen thuis al snel twee Engelse soldaten werden ingekwartierd. Bovendien hadden de Engelsen onder de krentenboom in hun tuin een geschut geplaatst. “Met dat geschut werd Drunen beschoten”, zegt Jeanne, “en daardoor is toen ook mijn opa, die daar woonde, omgekomen. Nota bene in zijn schuilkelder, waar hij dacht veilig te zijn…”

Niet wetend welk drama zich op geringe afstand in de familie afspeelde, herinnert Jeanne zich wel dat er volop werd gefeest. Het meeste indruk maakten op haar de versierde wagens, die door het dorp trokken.

Een week of zes vóór de bevrijding had de familie van de Ven ook al een behoorlijk heftige oorlogservaring meegemaakt. Schuin t.o. hun huis, lag een depot van het Duitse leger. Toen de Duitsers met dolle dinsdag op de vlucht sloegen, gingen de buurtbewoners het depot leeg halen. We weten inmiddels dat Nederland toen nog niet bevrijd werd en dat de Duitsers terugkwamen. Zo ook hier, waar ze een nagenoeg leeg depot aantroffen. Al snel werden in de hele buurt huiszoekingen gedaan. Veel Duitse spullen werden teruggevonden of uit angst teruggegeven. Voor de familie van de Ven was het extra vervelend. Bij de huiszoeking hadden de Duitsers ook geld gevonden. Dat durfden ze op dat moment niet mee te nemen; misschien was er toen wel een beschaafde militair bij. Later kwam een drietal soldaten terug. Met een getrokken revolver beroofden zij de familie van de Ven lafhartig van het beetje geld dat ze hadden.

Jeanne weet ook nog dat in Udenhout vrouwen en meisjes, die iets met “de Moffen” hadden gehad, tentoon werden gesteld en werden bespot. Of ze daarbij ook kaal werden geschoren, weet ze niet meer.

Vrij snel na de bevrijding ging Jeanne in een ziekenhuis in den Bosch werken. Daar werkte ook een tante, die waarschijnlijk extra op het jonge meisje (Jeanne was toen een jaar of 14 à 15) heeft gelet. Een en ander was met name bekokstoofd door Jeanne’s moeder, die haar dochter wel weg wilde hebben bij al die Engelsen en Canadezen. Toen Jeanne een half jaar “onder toezicht” in dat ziekenhuis werkte, werd het “waarom” van moeder’s zorgen ook duidelijker. In die maanden werden er in het hospitaal steeds meer “Treesjes met hun kleine Canadeesjes” opgenomen. 

Inmiddels is Jeanne Lommers – v.d. Ven 80 jaar ouder geworden. Een groot gedeelte van deze jaren heeft zij samen met haar man Jac. (“Broer”) een winkel gehad in fietsen en bromfietsen. Ze woont nu in een huis aan de Kreitenmolenstraat, schuin tegenover haar niet meer bestaande ouderlijk huis, waarin ze de oorlog en de bevrijding heeft beleefd.

 

Tekst: Jan de Kort; De Wegwijzer
Foto’s: Henny Schilders; De Wegwijzer en Erfgoedcentrum ’t Schoor

 

Ploeteren tijdens de oorlog en feesten bij de bevrijding

Sjaan 15 jaar

Sjaan en Jan van Nunen hebben de respectabele leeftijden van 95 en 99 jaar. Ze wonen thans in een tehuis voor ouderen in Haaren. Sjaan is een geboren en getogen Udenhoutse. Ze is een dochter van Hanneske van Laarhoven en Miet van Beek, die tijdens de oorlog in de Kreitenmolenstraat (toen Stationstraat geheten) een boerderijtje hadden. Dat stond ongeveer ter hoogte van waar nu “Het Kruidvat” is gevestigd. Sjaan van Laarhoven was op het eind van de oorlog 15 jaar. Ze herinnert zich dat er keihard moest worden geploeterd om tijdens de oorlog het gezin (9 kinderen) te kunnen onderhouden. Zo had vader Hanneske o. a. een kolenhandel. Kolen ging hij bij het station afhalen. Maar tijdens de oorlog stagneerde de aanvoer van deze brandstof. Hanneske loste dat op door zelf in de Peel turf te gaan steken. Met de hulp van Piet van Munster, die een vrachtwagen had, werd de turf naar Udenhout vervoerd. Daardoor kon Hanneske nog wat verdienen en konden veel Udenhouters hun huizen nog enigszins warm krijgen. Sjaan herinnert zich ook nog, dat ze met haar broer Ad petroleum moest verkopen. Daarvoor werd een bokkenkar gebruikt. De kinderen liepen naast de kar grote afstanden op slecht passende schoenen naar de boeren in het buitengebied.
“Op het eind van de oorlog waren bij ons Duitsers ingekwartierd”, weet ze nog. “Ze hadden de goei kamer gevorderd. Daar sliepen ze. Wij als gezin, moesten allemaal boven slapen. Er was een gaatje in de vloer en daardoor hebben we de bezetters kunnen bespieden”.
Sjaan weet ook nog dat er een radio in huis was en een Nederlandse vlag. Dat moet gevaarlijk geweest zijn met die ingekwartierde Duitsers. “We hebben toen ook enge dingen meegemaakt”, zegt ze. “Er werd geschoten en de kogels vlogen om onze oren. Dat was ook de enige keer, dat ik me kan herinneren, dat we naar de schuilkelder moesten”.
“Toen de bevrijders Udenhout bereikten, ging bij ons de vlag uit”, weet Sjaan nog, “zoals overal in het dorp. Vooral op het kruispunt was het volop feest. Ik heb toen ook mijn ouders heel blij zien dansen. Zo opgetogen had ik ze nog nooit gezien”.
Het bevrijdingsfeest bleef niet beperkt tot een dag. Ook tijdens de avonden die daarop volgden, ging het feest gewoon door. Daarvoor gingen veel mensen naar de houtzagerij van Appels, die zich achter slagerij Cees Schoonus (thans de winkel van Jan-Karel van Hoof) bevond. In de houtzagerij was een ruimte die als feestgelegenheid werd gebruikt. De jeugd leerde er dansen van Sybille, de kasteleinsvrouw van het café, waar momenteel “Het Kreitenhuys” is gevestigd. Bovendien werd door iedereen volop gerookt, dankzij de sigaretten die door de geallieerden werden uitgedeeld.

Terwijl Sjaan de oorlog en de bevrijding zonder al te traumatische herinneringen heeft beleefd, ligt dat bij haar man Jan wel anders. Jan was als jongen van een jaar of 18 ondergedoken, maar werd toch gearresteerd. Daarbij werd zelfs op hem geschoten. Via kamp Amersfoort werd hij naar Duitsland gebracht, waar hij door de nazi’s als dwangarbeider werd ingezet. Onder andere zat hij in Dresden, dat zwaar werd gebombardeerd. Hij is toen gevlucht en heeft in Duitsland op de een of andere manier toch het gevechtsfront kunnen passeren. Vervolgens werd hij gelukkig opgepikt door geallieerde soldaten en kon hij veilig thuis komen.
Jaren later kregen Sjaan en Jan verkering en zijn ze getrouwd. Maar tot op de dag van vandaag kan Jan moeilijk over zijn oorlogservaringen praten.

Tekst: Jan de Kort
Foto’s: fam. van Nunen