Het had toen ook heel anders af kunnen lopen in Biezenmortel…
Het is 5 september 1944! De dag zou later bekend worden als “Dolle Dinsdag”. Het is dus deze week precies 80 jaar geleden.
Op die dag ging het gerucht rond dat de Geallieerden al bij Breda zouden zijn. En dat de bevrijding eerder een kwestie van uren zou zijn dan van dagen; laat staan van een maand en drie weken, zoals het in onze contreien in werkelijkheid zou verlopen. Op “Dolle Dinsdag” raakte iedereen op drift; Nederlanders jaren
opgetogen omdat ze bevrijd zouden worden; Duitsers en NSB-ers wilden zo snel mogelijk vluchten.
In Biezenmortel heeft die situatie bijna tot een vreselijke ramp geleid. Het verhaal is wellicht bekend. Maar de details zijn op sommige punten nog steeds niet helemaal duidelijk. Feit is, dat een eenheid van het Duitse leger, in paniek op de vlucht voor de zogenaamd snel naderende geallieerden, een aantal vrachtwagens en ander materiaal achter liet in Biezenmortel. Vervolgens vluchtten zij in snellere
“Kubelwagen” (het nazi-equivalent van een jeep). De meeste bronnen hebben het over een eenheid van de “Organisation Todt”; de Duitse militaire organisatie, die bunkers, kustversterkingen, spoorwegen, wegen en bruggen bouwde en repareerde, vaak met hulp van dwangarbeiders. Een andere bron heeft het over een eenheid van de Duitse transportgroep NSKK (National Sozialistisches Kraftfahr Korps). Dit NSKK had als functie: goederenvervoer voor het Duitse leger. Er zijn zelfs bronnen die spreken over SS-militairen, die dit rijdend materieel achterlieten in Biezenmortel. Deze laatste interpretatie is wel erg onwaarschijnlijk; het zou dan waarschijnlijk volledig verkeerd zijn afgelopen.
Ook zijn de bronnen het er niet over eens waar dit materieel precies zou zijn achtergelaten. In de meeste verhalen gaat het over de boomgaard van Jan van de Pas, waar de trucks etc. onder de bomen enigszins verborgen stonden, m.n. voor geallieerde bommenwerpers. Een andere bron noemt de schuur van Janus van Loon uit de Capucijnenstraat als verblijfplaats van de Duitse voertuigen.
Hoe dan ook; de Biezenmortelnaren krijgen er lucht van, dat in hun dorp een groot aantal Duitse legerwagens staan gestald. Met name de jongeren uit het dorp (vooral boerenzonen) slaan aan het slopen en vernielen. In totaal zou het gaan om een stuk of twaalf jonge mannen. Alles van waarde wordt meegenomen; benzine, wielen, banden en allerlei andere onderdelen.
Maar … de Duitsers kwamen terug. Ze wisten inmiddels dat er nog geen enkele geallieerde op Nederlandse bodem stond en ze dachten dat dat voorlopig ook niet zou gebeuren. Na ruim twee dagen kwamen ze hun materieel ophalen. Toen ze dat in geplunderde toestand aantroffen, waren ze woest. Ze komen er al snel achter dat Biezenmortelse boeren deze daad op hun geweten hebben. Onder de dreiging dood te zullen worden geschoten, worden de namen van alle “daders” al snel volledig bekend. Ze worden allemaal opgehaald en opgesloten in een kippenhok. Ook hier spreken de bronnen elkaar tegen. Het meest waarschijnlijke is, dat dit het kippenhok van Jan van de Pas was. Elders wordt Janus van Loon genoemd als de eigenaar van het hok.
Er volgt een periode van “inpraten” op de woedende Duitsers; zeg maar rustig: “van verstandige diplomatie”. Het is toen mensen als veldwachter Roymans,de paters Gardiaan en Maurus, meester van Iersel en enkele boeren gelukt om de Duitsers enigszins te kalmeren. Ze lieten een aantal oudere boeren vrij, waarvan was gebleken dat die niet betrokken waren geweest bij de sloop en het vernielen van de trucks.
Intussen waren alle verdwenen onderdelen van de vrachtwagens weer “boven water” gekomen. Nu eisten de Duitsers dat hun voertuigen werden gerepareerd. Het bleek al snel dat de Biezenmortelnaren dat niet
alleen voor elkaar konden krijgen. Smid Willem van der Loo en zijn zonen Toon en Kees werden erbij
gehaald. Overdag werd aan het herstellen van de wagens gewerkt. Onder leiding van de smid moesten ook
de gegijzelden meewerken. Daarbij werden de Biezenmortelnaren bewaakt en ook hevig geïntimideerd
door de Duitse militairen. Er werd nog steeds gedreigd met liquidatie. ‘s Nachts werd men opgesloten in
het kippenhok, dat tot overmaat van ramp ook nog vol vlooien zat. Dankzij de technische kennis van
smid van der Loo lukte het na een aantal dagen om de meeste Duitse voertuigen weer rijklaar te krijgen.
Nog steeds was er toen de dreiging van liquidatie. Uiteindelijk gaven de Duitsers aan dat ze vóór hun vertrek als vergelding nog vier jonge “daders” zouden executeren. Weer werd volop op de Duitsers ingepraat; ze kregen zelfs volop te eten en te drinken (m.n. bij de familie van der Loo). De sterke drank vloeide ook rijkelijk. Tenslotte waren de Duitsers toch wat milder gestemd. Wellicht ook omdat de geallieerden nu toch echt naderden (o.a. waren zij inmiddels bij Maastricht de Nederlandse grens overgestoken), is men in Biezenmortel gelukkig toch niet overgegaan tot een niets ontziende vergelding. Harry Kuijpers, een van de gegijzelden, noemde het later in een krantenartikel:
“Onvoorstelbaar dat ze toen niemand van ons doodgeschoten hebben”.
Tekst: Jan de Kort, “De Wegwijzer”.
Artikel mede tot stand gekomen op basis van informatie en historisch materiaal van Joost v.d. Loo,
Erfgoedcentrum ‘t Schoor en Het Nieuwsblad van het Zuiden.
Foto’s: Henny Schilders, “De Wegwijzer” en collecties Joost v.d. Loo; Erfgoedcentrum ‘t Schoor en fam. Kuijpers